17 januari 2023
De huurindexering van commerciële ruimten per 1 januari houdt velen bezig. De huurovereenkomsten gebaseerd op het ROZ model met bijbehorende algemene bepalingen geven het recht op een jaarlijkse huurverhoging met het prijsindexcijfer (CPI) van het CBS dat ligt vier maanden voor de ingangsdatum van de huurverhoging. En dat cijfer is dit jaar onevenredig hoog.
Sinds de publicatie van de CPI door het CBS in 1967 is dit niet zo hoog geweest als nu. De afgelopen 25 jaar was de gemiddelde CPI 1,9%. Nu is de CPI over september 2022 – dus per 1 januari jl. 14,5%.
Het hoge prijsindexcijfer wordt de afgelopen maanden soms wel voor meer dan de helft bepaald door de sterk fluctuerende energiekosten. Het CBS heeft begin dit jaar aangegeven dat de huidige berekeningsmethode die ten grondslag ligt aan de CPI niet geschikt is voor de huidige energiemarkt. Omdat de huidige berekeningsmethode de inflatie niet juist weergeeft, werkt het CBS sinds begin 2022 aan een nieuwe rekenmethode die wel geschikt is. Deze nieuwe methode is nog niet definitief, dat wordt pas in de loop van 2023 verwacht. Uit de eerste resultaten blijkt dat de werkelijke inflatie meerdere procentpunten lager uit zal vallen.
Er zijn veel verhuurders die niet de volledige huurverhoging doorbelasten, maar er zijn er ook velen die het wel doen. De argumenten die een verhuurder kan aanvoeren ter onderbouwing van de huurverhoging zijn simpel: het is zo afgesproken en afspraken moeten worden nagekomen.
Veel huurders van bedrijfsruimten kunnen of willen een dergelijke huurverhoging echter niet betalen. Een huurder die de verhoging niet wil of kan betalen kan zich daarvoor beroepen op een redelijke uitleg van de huurovereenkomst op grond waarvan hij alleen de werkelijke inflatie conform de nieuwe berekeningsmethode zou hoeven te betalen. Er zijn ook huurdersorganisaties die betogen dat huurders enkel de kerninflatie (zonder de sterk fluctuerende energieprijzen) zouden hoeven te betalen, onder andere omdat huurders zelf de energie in het gehuurde betalen en met de doorberekening van de inflatiecorrectie dubbel belast worden. Ook zou een huurder zich mogelijk op artikel 6:258 BW (onvoorziene omstandigheden) kunnen beroepen en op grond daarvan in rechte wijziging van de gevolgen van de overeengekomen inflatiecorrectie (of gehele of gedeeltelijke ontbinding van de huurovereenkomst) kunnen vorderen.
Vast staat dat komende maanden diverse partijen hun argumenten zullen voorleggen aan de kantonrechter. Ons advies is: kijk eens om je heen en houdt rekening met elkaar. Huur en verhuur doe je samen. Daarbij het vaak beter om een levensvatbare huurder te houden dan op zoek te gaan naar een nieuwe huurder.